Paul Devens

Een “make shift” robotarm scant willekeurig een oppervlak bedekt met audiotape. De audiokop, bevestigd aan deze arm, beweegt volgens een chaotische choreografie, stopt zo nu en dan en speelt de audioband af. De tapes bevatten een opname van een computerstem die Rudolf Lothar's 'The Talking Machine: A Technical-Aesthetic Essay’ hardop voorleest.

Schrijver en criticus Lothar schreef het origineel in 1924. In het stuk reflecteert hij op het publiek dat geconfronteerd wordt met de illusie van een authentieke menselijke (stem) die wordt vertegenwoordigd door een machine, een idioom dat wordt gedefinieerd door de relatie tussen ruis en signalen.

De op onderzoek gebaseerde praktijk van Devens (1965, NL) dekt geluid in samenhang met ontworpen ruimte en links naar sociale en historische achtergronden. Het werk behandelt vragen rond waarde, vooroordeel en code in onze civiele samenleving. Locatiespecifieke installaties, architectonische ingrepen, muziekuitvoeringen en CD- en vinyl-releases zijn het resultaat van deze praktijk.